Vaak is het nuttig om een volledig of een deel van een circuit voor te stellen als 1 weerstandswaarde. Deze waarde noemen we de vervangingsweerstand en noteren we aan als Rv.
Deze sectie leert technieken aan om de vervangingsweerstand, spanningen en stromen te berekenen in schakelingen met veel weerstanden.
Weerstanden in serie worden opgeteld |
|
Spanningen in serie worden opgeteld |
|
Een stroom in serie blijft even groot doorheen alle componenten. |
|
Stel we hebben het circuit rechts met 2 weerstanden van 1kΩ in serie, aangesloten op een 12V spanningsbron. Om de spanningsval over elke weerstand te bepalen moet eerst de vervangingsweerstand gekend zijn. |
|
Weerstanden in serie mogen worden opgeteld. Dit resulteert is:
Indien we dit controleren door de voeding los te koppelen en dit nameten door onze multimeter parallel over de weerstanden te plaatsen dan geeft de meter ook 2kΩ aan. |
|
Eenmaal de vervangingsweerstand gekend is berekenen we de stroom.
Nu de stroom gekend is kan de spanningsval over iedere weerstand berekend worden. |
|
We berekenen de spanning voor de eerste weerstand met de wet van Ohm:
Aangezien we 2 dezelfde weerstanden hebben waar dezelfde stroom door vloeit zal elke weerstand ook dezelfde spanningsval hebben.
Wat opvalt is dat beide componenten dezelfde spanningsval hebben. |
|
Indien we gebruik maken van identieke weerstanden zal de de bronspanning zich gelijk verdelen over deze componenten. We kunnen dan simpelweg de bronspanning delen door het aantal weerstanden om de spanningsval over elke weerstand te bekomen.
Ter controle berekenen tellen we op of de spanningsvallen overeen komen met de spanning die de bron levert:
De berekening klopt dus! |
|
Stel we hebben het circuit rechts met 3 weerstanden van 1kΩ in serie, aangesloten op een 12V spanningsbron. Om de spanningsval over elke weerstand te bepalen moet eerst de vervangingsweerstand gekend zijn. |
|
Weerstanden in serie mogen worden opgeteld. Dit resulteert is:
Indien we de voeding loskoppelen en dit nameten door onze multimeter parallel over de weerstanden te plaatsen geeft de meter ook 3kΩ aan. |
|
Eenmaal de vervangingsweerstand gekend is berekenen we de stroom.
Nu de stroom gekend is kan de spanningsval over iedere weerstand berekend worden. Aangezien we 3 dezelfde weerstanden hebben waar dezelfde stroom doorvloeit zal elke weerstand ook dezelfde spanningsval hebben. We kunnen dan simpelweg de bronspanning delen door 3. V = E/3 = 12/3 =4V We controleren dit met de wet van ohm. V = I*R = 0.004*1000 = 4V
|
|
In dit geval bestaat het circuit uit 2 verschillende weerstanden. De spanningsvallen zullen dus niet gelijk zijn. |
|
Ook nu starten we met het berekenen van de vervangingsweerstand.
|
|
In deze stap bepalen we de stroom.
|
|
In deze stap bepalen we de spanningsvallen voor iedere individuele weerstand.
Controle: alle spanningsvallen moeten gelijk zijn aan de bronspanning:
|
|
In dit geval bestaat het circuit uit 3 verschillende weerstanden. De spanningsvallen zullen dus niet gelijk zijn. |
|
Ook nu starten we met het berekenen van de vervangingsweerstand.
|
|
In deze stap bepalen we de stroom en spanningsvallen voor iedere individuele weerstand.
Controle: alle spanningsvallen moeten gelijk zijn aan de bronspanning:
De 0.005 extra ontstond in de afronding van de stroom. |
|
Bij een serieschakeling:
Het omgekeerde van de serieweerstand is gelijk aan de som van de individueel omgekeerde weerstanden |
Indien we enkel over 2 weerstanden spreken kan de formule vereenvoudigd worden tot:
|
Spanningen in parallel blijven constant |
|
Een stroom splitst zich in de knooppunten van het circuit. |
|
Dit circuit bestaat uit 2 parallel weerstanden. De 2 knooppunten waar de weerstanden verbonden zijn staan onder dezelfde spanning. Elke weerstand heeft dus dezelfde spanningsval. In dit geval de bronspanning. Bij gemengde schakelingen zal dit vaak niet de bronspanning zijn.
|
|
De vervangingsweerstand bepalen we met de formule voor 2 weerstanden.
Dit is de helft van de waarde van 1 weerstand. Bij identieke weerstanden in parallel mag je dus altijd de waarde van 1 weerstand delen door het aantal weerstanden om de vervangingsweerstand te berekenen. |
|
Aangezien beide weerstanden even groot zijn en dezelfde spanningsval hebben zullen ook de stromen erdoor gelijk zijn. We berekenen de stroom door beide weerstanden:
De totale stroom is dat de som van deze 2 stromen.
Dit kunnen we controleren met de vervangingsweerstand:
|
|
Het verhaal van de spanning is analoog aan het vorige voorbeeld, de spanning in het knooppunt staat over de 2 weerstanden.
|
|
De vervangingsweerstand bepalen we weer met de formule voor 2 weerstanden.
|
|
De stroom bepalen we eerst door de wet van ohm toe te passen op beide weerstanden.
De totale stroom die de bron moet leveren is dus:
Dit controleren we met de vervangingsweerstand en bronspanning:
|
|
We hebben een schakeling met 3 weerstanden. We kunnen dit eenvoudiger bekijken indien we dit beschouwen als een weerstand in serie met een parallelschakeling van 2 weerstanden. Om dit circuit te reduceren tot zijn vervangingsweerstand is het het ;akkelijst te beginnen met de parallel weerstanden. |
|
We berekenen de vervangingsweerstand van R2 en R3. Aangewien dit 2 identieke weerstanden zijn in parallel mogen we de waarde van 1 weerstand halveren. We controleren we met de formule of onze redenering klopt.
Dit geeft ons het nieuwe circuit met 2 serieweerstanden. De totale weerstand in het circuit bepalen we door deze op te tellen.
|
|
We bepalen de stroom met de wet van Ohm.
Nu de 3 grootheden spanning, stroom en vervangingsweerstand gekend zijn kunnen we het circuit terug uitklappen. |
|
De spanningsval over de weerstanden berekenen we met de stroom die er door gaat en de weerstandswaarde zelf.
Ter controle gaan we na of de volledige bronspanning over deze weerstanden verdeeld is.
|
|
Nu de spanningsval over de weerstanden in de parallel-tak gekend is kunnen ook de resterende stromen berekend worden.
Ter controle gaan we na of de totale stroom zich door deze takken verdeeld.
De kleine fout is ontstaan door afronding. |
|
Ook dit maal starten we het circuit te reduceren tot zijn vervangingsweerstand. |
|
|
|
Nu de vervangingsweerstand en bronspanning gekend zijn kan de stroom bepaald worden. |
|
De spanningen over de weerstanden worden dan:
|
|
Als laatste stap bereken we de stromen door R2 en R3.
|
|
|
|